boeken van Foekje-Fleur Fink

predikant - geestelijk begeleider - contextueel pastor - mediator

19 oktober 2015

Capal

Vanmorgen hebben we een bezoek gebracht aan Capal. Erik Bosch, president van deze coöperatie voor boeren, vroeg ons gisteravond na de kerkdienst of we het op prijs zouden stellen het bezoek van twee dames van de Nederlandse Ambassade uit Brasilia bij te wonen. Hij was van plan hen iets van de geschiedenis van de kolonie te vertellen. We stemden direct in, want zo’n kans krijgen we vast niet weer.

Landbouwraad

We maakten er kennis met ir. Patricia de Vries-van Loon van de Landbouwraad en haar assistente, Frederica Heering, beide van de Nederlandse Ambassade in Basilia. De beide dames waren verrast met een pastor aan tafel te zitten. Erik vertelde dat hij ons had uitgenodigd om te benadrukken dat coöperatie en kerk hier in de kolonie niet te scheiden zijn. Toen in 1960 de kolonie van Arapoti door 20 personen werd opgericht, was de grote kracht daarbij de drie pijlers waarop alles steunde: kerk, school en coöperatie. Dominees hebben door de jaren heen een grote rol gespeeld in het bijleggen van conflicten en in de pastorale zorg. Zo kwam ds. L. Moesker, (hier predikant van 1962-1967) als het donker werd bij de nieuwe emigranten de petroleumlamp aansteken. Een veelzeggend en zinvol gebaar, lijkt mij.

De grootste problemen die men hier had, was het gemis van water en het gemis van elektriciteit. Predikanten waren neutraal in conflicten en in staat even ‘de puntjes op de i te zetten’. Tot de jaren zeventig was het hier in de kolonie een zaak van overleven. Terwijl dat in Nederland juist de jaren waren dat alles beter werd. Het gevolg was dat veel boeren teruggingen naar Nederland. Na 1970 ging het ook hier beter. Er werd door de kolonie een eigen lichtcoöperatie gesticht en die heeft het distributiesysteem opgebouwd. Er werden Nortonputten geboord -soms tot wel 150 meter diep- zodat de boeren niet meer het water uit de rivier hoefden halen, maar hun eigen put hadden. Ze hadden zelf volop water tot hun beschikking. Daarnaast konden ze leningen sluiten. Alles ging zo goed in Arapoti dat de agrariërs met gemak het geld konden terugbetalen dat ze hadden geleend. Erik drukt het wel zeer plastisch uit met de woorden: “de schulden waren na tien jaar opgevreten door de inflatie”. Het gevolg was dat het sommige boeren zo goed ging dat ze rijk werden.

varkenshouder Johan Bosch

Erik vertelt: “We hebben ook veel te danken aan Nederlandse landbouwingenieurs. In de 80’er jaren liepen we voorop. Niet meer ploegen(!), maar oogsten, vervolgens strepen trekken en opnieuw inzaaien. Machines werden door ons zelf gefabriceerd. Dit was de redding. Toen hebben we zelf een landbouwstichting opgericht en deden zelf onderzoek. Dankzij deze stichting lopen we nu voor!”

Vanaf 1975 werden de vergaderingen van de coöperatie in het Portugees gevoerd. Toen kwamen er ook Brazilianen in het bestuur. De coöperatie ging toen draaien op de inbreng van de boeren. Hoewel het een tijd was van vallen en opstaan en er veel schulden werden gemaakt, had men in vijf jaar bijna alle schulden afgelost. Een gedeelte werd met voordelige rente op lange termijn afgelost. Het besluit was: wij willen op deze manier doorgaan... en groeien! Er werden 160 boeren uitgenodigd en ieder kon aangeven wat hij wilde. Op de vraag ‘Hoe willen we groeien?’ werd een tienjarenplan gemaakt. Uit dit plan valt af te lezen dat het werkterrein richting Sao Paulo gaat. Elke boer is mede-eigenaar van de coöperatie die nu de naam CAPAL draagt.

Als afsluiting hebben we nog een bezoek gebracht aan de oudste varkensmesterij van Arapoti. Het is het bedrijf van Johan Bosch, hij is de oudste zoon van het gezin Bosch dat in 1962 naar Brazilië emigreerde en op deze boerderij kwam wonen.

oudste varkensmesterij van Arapoti